Smaakpalet

In veel hotelkamers in Azië is een waterkoker beschikbaar. Daarnaast bevinden zich twee kopjes, een schoteltje met thee en een paar zakjes Nescafé. Deze vorm van koffie wordt door de beau monde gezien als een uiterste noodgreep, het laagste van het laagste, de pangasiusfilet onder de koffie - als het daar al toe gerekend mag worden. Groot was dan ook haar eigen ontsteltenis toen Linda deze week opmerkte dat ze het best lekkere koffie vond. Ik vond dat altijd al, maar in mijn geval is dit geen reden tot verbazing. Ik drink koffie vanwege het gezellige Douwe Egberts-imago en de cafeïne, niet omdat ik het zo’n lekkere drank vindt. Of het nu uit een apparaat komt dat ook Wiener Melange en Cup-a-Soup produceert, of zo’n elitaire bonenmaler: die subtiele verschillen ontgaan mij volledig. Ik vind mensen met een verfijndere smaakbeleving dus al snel een snob, zo ook mijn vriendin, die tot deze week pretendeerde een fijnproever te zijn. 

Zij vindt het waarschijnlijk een teken dat we naar huis moeten gaan, dat onze hoogdravende Randstedelijke standaarden door lange aanwezigheid in landen van erbarmelijk culinair allooi verloren zijn gegaan door grote hoeveelheden uitgedroogde watermeloen, ondefinieerbare drek met aardappel en warme, kattige wijn. Maar wat mij betreft is het pure winst. Ik heb het al eerder betoogd, maar het vermogen om te genieten van vieze koffie is ware rijkdom: wanneer geluk niet meer afhangt van externe stimuli ben je blijkbaar in staat om het zelf te genereren, en hoeveel zelfhulpboeken zijn dáár niet over geschreven? Met plezier een zure bak opgeloste korrels drinken is het ultieme bewijs van dat vermogen. 

Zo dacht Linda er totaal niet over. Zij wilde zich revancheren op dit debacle door te gaan eten bij een van de beste restaurateurs van het afgelegen stadje Mai Hong Song, in de hoop dat haar delicate smaakpalet geen onherstelbare schade had opgelopen. Mocht ze het laaiende enthousiasme van anderen over de maaltijden hier niet begrijpen, dan zouden we eenmaal terug in Nederland alleen nog maar blikgroenten en zakken diepvriesmaaltijden van Iglo eten, want het zou toch niet meer uitmaken. Ik zag een kans om thuis deze hele reis terug te verdienen: een leven als koningen voor een fractie van de prijs!

Het Thais-Birmese etablissement bevond zich in de buitenlucht en was volledig opgetrokken uit bamboe: tafels, stoelen, de bar, zelfs de lampen. De keuken werd deels aan het zicht onttrokken door een aantal wapperende doeken. Hier stonden een aantal gasbranders, gebutste pannen en roestige messen. Er hing iemand in een hangmat, en scharrelden wat kippen en er stond een aquarium met donkergrijs water in een hoek. Het contrast tussen die keuken en wat daar vervolgens uit kwam kon niet groter zijn. Het is onvoorstelbaar hoe een kok het presteert om in die omstandigheden iets te bereiden waarin allerlei smaken zo subtiel boven komen drijven. Met wat oestersaus, Thaise basilicum en bamboescheuten kunnen de meeste mensen in dit land zalige dingen bereiden, maar de balans in dit gerecht zorgde ervoor dat iedere hap een nieuwe belevenis was. Het is bijna hilarisch te bedenken hoe Nederlandse koks met hun hygiënediploma's in de zak op peperduur rvs een doorgeslagen kipsaté met voorverpakte kroepoek staan te bereiden, terwijl ze hier in de meest beklagenswaardige omstandigheden pure magie in die keukens staan te bedrijven. Dat het een kunststuk was bleek ook wel, want de volgende dag gingen we kwijlend terug voor meer, maar er was een andere kok: het smaakte nog steeds heerlijk, maar de perfectie was verdwenen. Aldus mijn vriendin, die dit als bewijs zag voor haar comeback als fijnproever.

Ondertussen zijn we terug aan de kust, waar een groot aantal Westerse mannen voor kortere of langere tijd verblijven in gezelschap van een Thaise schoonheid. Ze zitten vaak samen op terrasjes, of we komen ze tegen op de scooter, de kwabbige wangen van de mannen platgedrukt door de binnenhoes van de brommerhelm, waardoor ze potsierlijk rondrijden met een ongeschoren duckface. Hun vriendinnetjes zijn vaak een keer of drie kleiner en moeten zich achterop aan hen vastklampen vanwege hun bruuske rijstijl, als een aapje op de rug van mama. Het is een vrolijkmakend gezicht. 

Bij één van hen verblijven we nu, een Frans-Italiaanse man die een hotelletje heeft overgenomen. Het is eigenlijk luxueuzer dan we gewend zijn, maar omdat hij nog niet lang bezig is zijn de prijzen schappelijk. De kamers bevinden zich rond een binnentuin met palmbomen en kwetterende vogels, er is een zwembad ter verkoeling en de zee is een steenworp verderop. Koken is zijn hobby en derhalve heeft hij sinds een week een restaurant bij het hotel geopend, dus we bestellen een ontbijt. Het is een overdadig gevulde tafel met vers fruit, huisgemaakte jam en brood, en ondanks de Nescafé op de kamers heeft hij een glanzend espressoapparaat op de bar staan. Dus daar zitten we dan na het eten, met uitzicht op dobberende vissersbootjes in de glinstering van de opkomende zon: aan de koffie. Als een snob.