Zomer in Georgië

Jamie speelt in een zijtak van de rivier met een vriendje, ze maken een dam. Water en stenen geven oneindig plezier. Het is nog vroeg, maar de ochtendzon schijnt al in ons dal. Vandaag hebben we geen plannen: we blijven hier, onze ambulance gebroederlijk naast een brandweerauto. Er hoeft echter niemand gered en er zijn geen branden die moeten geblust. Er staat een muziekje aan, er ligt speelgoed op het kleed en er warmt een appeltaart in de oven. Het is zo'n ochtend waar de tijd kwijt raakt. Koffie en verhalen, klusjes en wasjes. Af en toe komen paarden en koeien onze idylle binnen wandelen. 

We zijn in de Grote Kaukasus, in het noorden van Georgië. We worden omringd door ruige hoogten, waar de laatste sneeuw van de toppen smelt en gletsjers hun gevecht tegen de warmte voeren. Het is een actief gebergte, met warmwaterbronnen, mineraalmeren, vallende stenen en slijpende rivieren: werk in uitvoering. De heldere lucht ademt activiteit, de bergen nodigen uit tot lopen, klimmen en fietsen. Gisteren hebben we de mountainbikes gepakt en zijn de Truso Vallei in gefietst, wat bekend staat om zijn travertijnen (kalkafzettingen). Terwijl Jamie vanaf het zitje achterop zijn nieuwe repertoire ten gehore brengt (onze trip naar Nederland heeft onder andere 'Hallo hallo wie stinkt er zo - het is het mannetje van de radio' en 'Er zat een klein zigeunermeisje' opgeleverd) fietsen we langs watervallen, eeuwenoude wachttorens en verlaten dorpen. We stoppen bij een klooster, waar monniken met wollige baarden en zwarte gewaden honing verkopen. Ze leven in niemandsland, tegen de grens met Noord-Ossetië en omringd door bergen van vijfduizend meter hoog. In de winter daalt de temperatuur tot min dertig graden en raken ze afgesloten van de buitenwereld.      

Maar momenteel is de buitenwereld massaal aanwezig. Georgië is 'ontdekt' als bestemming, en door de centrale ligging tussen Europa, Azië en het Midden-Oosten trekt het een kleurrijke groep toeristen aan. Er zijn Duitsers met fietshelmpjes, degelijke bergschoenen en Jack Wolfskin-jasjes. Stuntelige Chinezen met mondkapjes en selfiesticks. Saudische families die kebab roosteren op zelfgestookte vuurtjes. Russische vrouwen die elkaar fotograferen met kunstmatige glimlachjes. En natuurlijk de Georgiërs zelf, hun vriendelijkheid bedekt met een dun laagje achtergebleven Sovjetchagrijn. Ik ben één keer eerder in  Georgië geweest, midden in de winter met twee vrienden. Het land was toen kaal, koud en beduidend minder in trek dan nu. Het voelde toen alsof we een obscuur bandje hadden ontdekt, terwijl datzelfde bandje nu dagelijks te horen is op Skyradio.

Maar dat maakt het allemaal niet minder fraai - in tegenstelling tot de evergreens op Skyradio. Vrijheid en avontuur zijn hier nooit ver weg. Wat Georgië tot één van de beste bestemmingen tot nu toe maakt, is de overdadige hoeveelheid unieke plekken om je kampje te bouwen. Het landschap is weergaloos, je mag overal gaan staan zolang je denkt dat je er kunt komen en er is altijd hout om een vuurtje te stoken. De wegen zijn op het levensgevaarlijke af slecht, maar wanneer je door rivieren, langs afgronden en over wankele bruggetjes op je bestemming aankomt word je beloond met de mooiste overnachtingsplaatsen. Uitzichten om bij weg te dromen, fluweelzacht tapijt van begraasd gras, met en suite de mooiste badkamer ter wereld: onze buitendouche.

Ook deze plek krijgt weer vijf sterren - mede door het fijne gezelschap en de warme appeltaart met ijs. Aan het einde van de dag zitten we rond het vuur, waarna het begint te regenen en onweren zoals dat alleen in de bergen kan. Gedurende de nacht roffelt de regen op het dak en rolt de donder door het dal. Tijdens de flitsen zien we door het raam de rivier groeien en de plassen rond de bussen tot vijvers promoveren. De volgende ochtend staan we met onze slippers in het zompige gras te kijken naar de toegangsweg: het is een modderbad geworden. Opnieuw gaan we de rivierbedding in en ontmantelen de dammetjes ten behoeve van een berijdbare uitweg. Jamie heeft gisteren kunnen oefenen, dus draagt een steentje bij.

We leggen een pad dat niet onder doet voor de gemiddelde Georgische weg, laten de trage dieselmotoren warmdraaien en rijden onszelf slippend en sproeiend uit het dal. Water en stenen: oneindig plezier. De bergen van Georgië zijn nog niet van ons af.