Nederland

Het vliegveld van Tbilisi, acht uur 's ochtends. We parkeren de bus, zetten extra sloten op het stuur en de pedalen, en draaien de stroomvoorziening uit. Ik pak de overvolle tassen, Jamie krijgt zijn pinguïn-rugzak met daarin een banaan en raceauto. We lopen richting de vertrekhal, ik kijk nog één keer om naar het apparaat dat al een jaar als ons huis functioneert. Ik dicht normaal gesproken geen menselijke eigenschappen toe aan materialen, maar toch is er een soort schuldgevoel richting dat levenloze stuk blik, dat ons nog nooit in de steek heeft gelaten en we desondanks onbeheerd achterlaten, in de hoop dat 'ie het zelf wel redt.  

Het vliegveld is modern, opgeruimd en druk. Met de laatste resten koeienpoep onder de schoenen en onze haren nog nat van de buitendouche voelt het een tikje ongemakkelijk, zo temidden van de moderniteit in de rij voor de incheckbalie. Opgetogen drukt Jamie even later zijn neus tegen de ramen en kijkt naar de vliegtuigen. Gisteren pas hebben we hem verteld dat we naar Nederland gaan, wat voor ons voelt als thuis maar wat hij alleen maar kent van verhalen. De magische plek waar opa's en oma's wonen, vriendjes en vriendinnetjes, en waar iedereen dezelfde taal spreekt als hij. Voor hem een sprookje, voor ons twee weken waarin we kunnen schuilen onder de paraplu van de normaliteit. We zijn vandaag voorbereid op een dramatische dag, want hij heeft geen talent voor wachten, stilzitten, en het eten van aan aluminium vastgekoekte lauwwarme pasta. Ik heb mijzelf voorgenomen de rustige, begripvolle vader te zijn, vol enthousiasme vertellend dat hij niet bang hoeft te zijn voor turbulentie, wijzend naar de wolken en de overige inzittenden met flair verontschuldigend voor ons brullende kind, wiens volume de vliegtuigmotoren en geluiddempende koptelefoons met gemak zal weten te overstemmen. 

Maar die rol wordt me ontnomen door de kinderlijk eenvoudig te bedienen touchscreens van Turkish Airlines. Vanaf het moment dat hij in zijn stoel zit heeft hij geen enkele interesse meer voor zijn omgeving. Het opstijgen, de druk op zijn oren, de wormpjes van ijs op de ramen: het moet het allemaal afleggen tegen pratende kippen en levensreddende dalmatiërs. Dus kan ik mij, met twee bakjes pasta en mijn opgekropte vadergevoelens, volledig richten op mijn eigen in-flight entertainment. Ik heb geen films meer gekeken sinds de release van de Titanic, dus ik tik 'Finding Neverland' aan, een keuze die volledig gebaseerd is op de overeenkomst tussen de speelduur en de resterende reistijd. Het blijkt een suikerzoet verhaal te zijn over het ontstaan van Peter Pan, het sprookje over het vliegende jongetje en een piraat met een haak. Het gaat over de tragiek van volwassenheid, de kracht van verbeelding en het geloof in je eigen fantasie. Neverland is een plaats dat bestaat in de hoofden van kinderen, waar je eeuwig jong kunt blijven en al je dromen werkelijkheid kunnen worden. Een paradijselijke plek waar alles kan wat je zelf bedenkt, begeleid door aanzwellende violen en vol oogstrelende kleuren en liefdevolle bewoners. Desondanks gaat er aan het einde van de film iemand dood, dus zit ik vervolgens met vochtige ogen te kijken naar de geometrische perfectie van het rap naderende Nederlandse grasland. Ik ben een te sentimentele ouwe zak geworden om gemakzuchtig om te gaan met mijn filmkeuzes, zo blijkt. 

De dagen daarop vliegen voorbij. We huizen bij onze ouders, waar Jamie zich laaft aan de aandacht van zijn opa's en oma's. Hij plukt bramen met ze, speelt met een oneindige hoeveelheid vergeten speelgoed en stuitert door de sprookjesachtige wereld van de Efteling. Lin en ik proberen goed te maken wat we hebben moeten missen. Er is eiersalade op een Italiaanse bol, biertjes met vrienden tot de avond valt, een festival op Scheveningen, pizza's aan de plas, en zelfs een bruiloft waar we samen met familie dansen op de beukende beats van 'Year of Summer'. Alles wat gewoon is lijkt weer even nieuw: het geluid van drukke terrassen in de stad, de geur van zomerregen dat opstijgt van de straat, het onweerstaanbaar lekkere water van de Rotte in de avondzon. Samen met vriend Evert spring ik tijdens ons rondje sporten van de brug, misprijzend gadegeslagen door een paar jongens met scooters en energiedrank. Voor twee veertigplussers maken we best verdienstelijke bommetjes, zo vinden we zelf. We klimmen op de kant, trekken onze schoenen aan en rennen het bos in.

Ja…het is prettig toeven in de zomerse polder die Neverland heet. Eh, Nederland, bedoel ik.