Natuurlijke wijn

Jarenlang heb ik mij verlustigd aan magnetronmaaltijden en diepvriespizza's. Ik houd niet van koken, had niemand die dit voor mij wilde doen en ik vind zo goed als alles lekker, dus dan is de keuze snel gemaakt. Toen microbioloog Rosanne Hertzberger het boek 'Ode aan de E-nummers' schreef, een wetenschappelijk onderbouwd betoog vóór conserveermiddelen, E-nummers en kant-en-klaar-maaltijden, was er helemaal geen enkele reden meer om zelf met pakken Lassie toverrijst en biologische paprika's te gaan slepen.

Ondertussen is er echter één en ander veranderd. Ik heb geen beschikking meer over een magnetron, daarentegen wel over een vriendin die van koken houdt: bij voorkeur zonder ingrediënten uit blik of plastic. Bovendien leef ik al een jaar buiten en was ik mij met biologisch afbreekbare zeepjes, dus ik ben meer één met de natuur dan ooit tevoren. De stap naar een Georgische wijnproeverij was dus een kleine, want ze maken hier 'authentieke, traditionele en ongefilterde' wijnen, vrij van sulfiet, kunstmest en andere chemische middelen. Het is het oudste wijnland ter wereld, waarbij de wijn wordt bewaard in met bijenwas geglazuurde, aardewerken vaten onder de grond. Ik verheugde mij al op de reacties in Nederland wanneer mijn tafelgenoten de verrukkelijke natuurlijke wijn zouden proeven die ik hier aan ging schaffen, zodat ik, met het pedante toontje dat wereldverbeteraars eigen is, kon zeggen dat dit nu wijn is zoals het bedoeld is, in plaats van die decadente Franse troep! Het zou geen probleem zijn een lekkere fles te vinden, er worden gigantische hoeveelheden geproduceerd: wat Frankrijk voor ons is, is Georgië voor Rusland. Nu kun je de Russen niet direct betichten van goede smaak, maar daar hebben we ons natuurlijk niet door laten weerhouden. Helaas.

We togen naar Sighnaghi, een plaatsje in de zuidelijke Kaukasus. De smalle, bochtige bergweg deed denken aan Zuidoost-Azië. Een stoffige berm met kippen en oude autobanden, huizen met roestige golfplaten daken, en overal bloemen, achteloos uitgestrooid in weelderig groen. Eenmaal in het dorp aangekomen stapten we een andere wereld binnen, een soort combinatie tussen een Toscaans dorp en Paramaribo. Het staat bovenop een heuvel, vol met vervallen balkonnetjes van hout met gietijzeren hekwerken. Er zijn befonteinde pleintjes, twee oude kerkjes, en straten met statige cipressen. Het hele dorp is omringd door een stadsmuur, wat wellicht de reden is dat de betondrift van de Sovjet Unie hier niet heeft toegeslagen. Na een korte wandeling kwamen we volledig bezweet aan bij het ons aangeraden etablissementje, waar we plaatsnamen op een balkon met prachtige vergezichten over een deel van het dorp en het dal beneden. 

Het eerste glas was al direct een verrassing. Het was troebel als zelfgemaakte appelsap, en er kwam een weeïge geur van af waar ik niet direct 'drop', 'vanille' of een gezellige vrucht aan kon koppelen. Het was ook bijzonder onsmakelijk. Ik doopte een stuk brood in olijfolie om de smaak te neutraliseren, maar het bleek zonnebloemolie te zijn: blijkbaar had het stukje Paramaribo hier de overhand gekregen op Italië. Gelukkig stond er ook een flinke taartpunt witte kaas op tafel, alsof iemand een kwart van een kolossale Babybel had gesneden. Snel werkten we een paar plakjes naar binnen.

Het tweede glas, toegegeven, was beter dan het eerste. Nog steeds verre van lekker, maar de alcohol deed zijn werk en we zagen de overige vier glazen met meer vertrouwen tegemoet. Dit bleek echter ijdele hoop: de derde was een bleekoranje limonade, die ze waarschijnlijk 300 jaar geleden in een vat hadden gestopt en net voor onze komst hadden opgeduikeld. Snel sneed ik nog een paar plakjes kaas. Jamie gaf aan dat we zijn luier moesten verschonen, maar daar was onze bediening alweer. Hij schonk behoorlijk grote glazen, wat bij iedere andere gelegenheid prima was geweest, maar ondertussen voelde het meer als een beproeving dan een proeverij. 

De vierde wijn had de kleur van rosé en stonk naar ei, dus met onze neus dicht vielen we aan, een beetje zoals je voor je A-diploma het 25-meterbad in dook. De afdronk snel maskeren met de Babybel. We konden de poeplucht van Jamie inmiddels duidelijk ruiken, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we hem langer hebben laten rondlopen, omdat die geur de stinklucht van de wijn nog enigszins verbloemde. We gingen over op rode wijn, wat geenszins een verbetering was. Ik bekeek het zout- en peperstelletje op tafel, in de hoop dat er e-nummers in zouden zitten, of een soort kruidenmix aan chemicaliën, toe te voegen naar smaak. Er kwamen wat wolken aan de hemel: wanneer het sulfiet zou gaan regenen konden we ons glas er onder houden! Jolig van de alcohol maakten we er het beste van, onze mond vol kaas en snakkend naar een glas druivensap vol pesticide. Die natuurlijke wijn kon ons ondertussen gestolen worden, decadente Franse troep, dat hadden we nodig! De middag werd besloten met Chacha, de Georgische grappa. We waren het stadium van nippen wel voorbij, en voor de smaak hoefden we het niet meer te doen, dus besloten het in één keer achterover te slaan: een absolute dieptebom. Alsof je een bosbrand opdrinkt, mijn slokdarm wilde zich binnenstebuiten keren als een oude sok. Met tranen in mijn ogen probeerde ik nog een stuk kaas af te snijden. 

Begrijp me niet verkeerd: Georgië is een prachtig land met een rijke vinologische historie. Maar het spreekt voor zich dat we geen wijn hebben gekocht. Wel een doggybag gevraagd. Voor de Babybel.