Het jaar 1401

Jamie is ziek. Hij houdt al dagen geen eten binnen, slaapt slecht van de krampen in zijn darmen en heeft af en toe koorts. Hij hangt in onze armen en wil niets, zelfs het kijken van een filmpje leidt hem nauwelijks af. Wanneer hij overgeeft kijkt hij ons hulpeloos aan, ogen die lijken te vragen of we het kunnen stoppen. Ik voel mee met zijn ellende, het is meer dan medelijden alleen. Zoals Lin en ik kunnen opleven door zijn vrolijkheid en uitspattingen kunnen we ontroerd raken van zijn verdriet. We zitten in hetzelfde schuitje, drijven mee op elkaars golven, een soort bewustzijn dat ons verbindt. Zijn ziekbed is ook een beetje van ons, hier onder een grote walnotenboom in het zuiden van Armenië.

De gezamenlijkheid van deze reis groeit met de dagen dat Jamie zich bewuster wordt van zijn omgeving. Hij weet wat we aan het doen zijn, en wat het betekent wanneer we afscheid nemen van tijdelijk gezelschap. Zijn vreugde bij het zien van een paard of riviertje, zijn protest wanneer we vertrekken naar een volgende plaats en zijn voorkeuren voor eten en drinken maken hem steeds meer deelgenoot van onze reislust. Zijn vocabulaire is met woorden als ‘moskee’, ‘afvalwater’ en ‘khoda hafez’ een vreemde samenstelling van culturen, talen en kampeertermen. Ondertussen weet hij ook dat we diverse landen bezoeken - ”Ik vind appels uit Turkije lekkerder dan uit Iran” - en we leren hem dat daar verschillende talen bij horen. Ondanks dat was hij afgelopen week teleurgesteld in iedereen die bij de Armeense grens op zijn kordate ‘salaam!’ bevreemd opkeek zonder iets terug te zeggen. Dat was hij niet gewend. 

- “Je moet hier ‘barev’ zeggen…”. 

- “Nee, ik zeg salaam!”   

De wijziging in taal is nog wel de minst omvangrijke van alle veranderingen afgelopen week. Door de verschillen in jaartelling is de tijd tussen 1401 en 2022 te bereizen in slechts honderd meter: de lengte van de brug die Iran met Armenië verbindt. Bij het eerste checkpoint over de grens vroeg Linda voor de zekerheid of ze haar hoofddoek af mag doen. “Of course! It’s a free country!” Ik keek naar haar losse haar in de zon. Na bijna zes weken in Iran zag het er bijna obsceen en compromitterend uit, zo dicht op de grens. Het voelt vreemd om weer alcohol te drinken, gewoon te kunnen pinnen bij een bank en het Internet te gebruiken zonder extra beveiliging. We hebben onze kentekenplaten terug, kunnen gewoon diesel tanken en er zijn supermarkten waar het brood is gemaakt van meel in plaats van bordkarton. ‘s Avonds sliepen we net naast de grenspost, kijkend op het meest ruige stuk Iran dat we hebben gezien. Achter de rivier jutten puntige rotsen honderden meters de lucht in, de schaduwkant gekarteld richting de wolken als een granieten orgel uit de hel. Toen de maan achter de rotsen opkwam leek het op het oog van Sauron uit Lord of the Rings. Wanneer je niet beter zou weten ziet er het er uit als een angstaanjagend land. 

Maar we weten wel beter, en hopelijk blijft dat zo in dat nieuwe, gezamenlijke bewustzijn van ons drieën. Maar wat onthoudt een kind van twee jaar oud nu daadwerkelijk? Ik kan mij niets herinneren van die periode. Misschien moet hij het allemaal zelf maar ontdekken, als hij ouder is, en zijn gevoelens, hoop en verlangens zijn losgekoppeld van die van ons. Zonder twijfel vergeet hij dit moment, waarop hij ziek in de armen van zijn moeder ligt. Maar voor al die andere momenten zijn er de foto’s, en deze verhalen. Om hem te herinneren aan de kevers in de woestijn, het zingen in de rugzak, de geitjes rond de bus, het dansen met zijn moeder, de lome ochtenden tussen het gefluit van de vogels, en de warme omhelzing waarmee de wereld hem afgelopen jaar heeft onthaald. Het jaar waarin hij even twee jaar oud was in 1401.