De balans

Opvoeden gaat in fases, en deze fase heet ‘peuterpuberteit’. We dachten dat dit een jaar geleden al begonnen was, maar de koe van achter in de kont kijkend was het toen nog gewoon gezellig. Het woord ‘fase’ houdt me op de been terwijl ik op een rustige ochtend langs ontsteld kijkende kruidenverkopers loop, stoïcijns glimlachend alsof ik een baal hooi over mijn schouder draag in plaats van een brullend en spartelend kind. Vanwege zijn explosieve humeur hebben we hem tijdelijk omgedoopt tot Jamie Knalhain, en de reden voor de huidige ontploffing is onze vraag om zelf een paar stappen te zetten zodat we niet nog een kwartier naast 20 zakken kaneel hoeven te staan. Favoriete zin van de afgelopen week: ‘ik wil niks!’. Wat een leugen is, hij wil continu iets, namelijk dat wat wij niét willen. Niet eten, niet spelen, geen stukjes rijden, niet slapen, en niet poepen op een potje, waardoor we nog steeds niet af zijn van die ellendige luiers en dagelijkse opendarmoperaties. 

Vanzelfsprekend brengt deze fase ook positieve kanten met zich mee. Al schieten die me op dit moment even niet te binnen.  

In het gezin waarin ik ben opgevoed speelde dankbaarheid een belangrijke rol. Je toonde je gelukkig met dat wat je kreeg of had, en bij voorkeur stelde je daar iets tegenover, zodat de boel een beetje in balans bleef: ‘voor wat hoort wat’. Ik heb jaren geleden een paar sessies bij een coach gehad, die mij afpelde als een ui tot mijn ‘kernwaarden’ overbleven, waarvan dankbaarheid een belangrijke was: cadeautje uit mijn jeugd. En dáár wringt nu de schoen. Want het feit dat ons kind stennis schopt na ALLES wat we voor hem hebben gedaan (het is te veel voor een korte opsomming) is onverteerbaar voor mijn behaagzieke geest. En dan word ik dus boos, en dat is dan weer mijn eigen probleem, want hij is een kind, ontwikkeling zusenzo, iets met een spiegel, positieve aandacht, wacht maar tot hij echt een puber is, etcetera. 

En die kernwaarde speelt mij niet alleen op dat vlak parten: de Turken dragen ook hun steentje bij aan mijn noodgedwongen introspectie. De bevolking hier geeft de term ‘gastvrijheid’ een compleet nieuwe betekenis. Afgelopen week liep ik een winkel in voor een USB-dinges, de eigenaar gooit zijn zaak dicht, stapt in de auto en rijdt me een uur rond op zoek naar het onderdeel. Geen cent wil hij hebben nadat we het gevonden hebben. Wildvreemden kloppen aan en vragen of we nog iets nodig hebben en nodigen ons uit voor ontbijt en picknicks, waarna we de restanten mee krijgen. De glimlach van de mensen die we spreken is warm, de interesse in wie we zijn en wat we doen is oprecht en wederzijds. Niemand heeft bijbedoelingen of stort zich op ons als wandelend geldautomaat. Sterker nog: gisteren in de supermarkt werkte de pinpas van Linda niet, ze had geen cash bij zich. Iemand uit de rij heeft, ondanks haar protest, betaald en wilde hier niets voor terug. De omgekeerde wereld, in een land waar het economisch bepaald niet goed gaat. Waar gastvrijheid in Nederland betekent dat je mensen ontvangt zoals jij dit ook graag zou zien, lijken de Turken het op te vatten als een handeling waarbij je de verwachtingen die je zelf zou hebben probeert te overtreffen.      

Ik merk dat het me ongemakkelijk maakt, want voor wat hoort wat, maar we kunnen er te weinig tegenover stellen, want van ons wordt niets aangenomen. Schuldgevoel bouwt zich op, want ja, die balans hè. Één keer eerder ervoer ik die ongemakkelijke kleurverandering van mijn karma, tijdens de bevalling, waarbij ik lijdzaam stond toe te kijken hoe mijn vriendin ons een dienst bewees waarvan ik op dat moment besefte dat ik voor altijd bij haar in het krijt zou staan, want tegen zo’n offer valt niet op te compenseren. Er zit weinig anders op dan in sommige gevallen te accepteren dat je iets ontvangt zonder dat je daar iets tegenover kunt stellen, en er dan maar van te genieten. 

Hoewel er in de huidige ‘fase’ van het resultaat van dit betreffende offer weinig te genieten valt. Daar staat hij. Terwijl wij het goede voorbeeld geven en verder lopen, blijft hij demonstratief stil staan met pruillip en opdrogende wangwatervalletjes. We verliezen hem nog geen minuut uit het oog en daar komt hij vrolijk aangelopen, een groot stuk donkere chocolade triomfantelijk in de lucht. ‘Gekregen van die meneer!’. Hij wijst naar een man die glimlachend terugzwaait met zijn linkerhand, zijn rechterhand op het hart. ‘Zeg maar ‘teșekkurler’ tegen die meneer’, zeg ik tegen Jamie. Vanwege de opvoeding. Maar met name omwille van de balans natuurlijk.