Scheer je weg

Ik pak een schoon mesje, een handdoek, scheerschuim en een handspiegel. Wanneer het water kookt schenk ik het in een kommetje en zet het geheel op de buitentafel. Met de handdoek om mijn nek ga ik zitten en smeer mijn hals in met het witte foam. Ik doop het mesje in het hete water en maak een eerste aanzet. Scheren kun je het niet noemen, meer schrapen, of hakken. Net te lang gewacht. Maar het heeft wel wat, zo in de buitenlucht. Net als houthakken en barbecueën, van oudsher mannelijke aangelegenheden die niet binnenshuis kunnen. Zou bij scheren ook zo moeten zijn.

Mijn gezichtsbeharing heeft in de strijd tegen het verval als eerst de handdoek in de ring geworpen. Er zitten kale plekken in mijn baard, en meer nog dan op mijn hoofd is het haar op mijn kin overmatig grijs. Bij gorilla’s is de leider de ‘silverback’, waarbij ‘silver’ een eufemisme is voor grijs. Er is mij ooit verteld dat die grijze haren pas ontstaan wanneer deze gorilla zowel op intellectueel als sociaal vlak de leider is geworden - dus niet omdat hij de sterkste is. Ik heb mij een aantal jaar getroost met de gedachte dat mijn grijze haren het teken waren van leiderschap, maar aangezien er van leiderschap op geen enkel vlak sprake is heb ik helaas vast moeten stellen dat er in mijn geval gewoon sprake is van ouderdom. Geruststellende gedachte: ik ben geen gorilla. 

Ik scheer mij overigens niet buiten om mijn mannelijkheid te bewijzen, maar uit noodzaak. Mijn baard is ongewenst door de rest van het gezin (‘prikt!’) en we zijn al weken verstoken van voorzieningen naast die van onszelf, omdat we niet meer op campings staan. De meeste zijn dicht, en als ze open zijn is de speeltuin kapot en zijn de toiletten smerig. In Zuid-Italië hebben ze op het gebied van sanitair geen grote stappen gemaakt sinds het einde van het Romeinse Rijk. Daarnaast kunnen we met behulp van Google Maps en Park4Night altijd mooiere plekken vinden dan welke camping dan ook kan bieden. We gooien ons afval in openbare bakken, vullen water bij kraantjes langs de weg en maken gebruik van ons eigen toilet en douche. Die laatste is echter niet geschikt voor een uitgebreide scheerbeurt van een half uur. Vandaar.

Wanneer ik klaar ben pakken we onze spullen en rijden langs de kust naar Brindisi, waar we die middag aan boord gaan van de ferry naar Griekenland. We zwaaien nog een laatste keer naar Italië en nemen binnen plaats op comfortabele stoelen. Ik lees Jamie voor, hij zit naast me en eet uit een bakje met rozijnen: één van zijn favoriete snacks. Zijn voetjes steken uit over de rand van de zitting en gaan content heen en weer, als een kwispelend hondje. Later die avond leggen we hem in zijn tentje en loop ik naar buiten. Links de besneeuwde bergen van Albanië, rechts het avondrood van de ondergaande zon. We komen rond middernacht aan en rijden naar een parkeerplaats bij een klein plaatsje aan zee.

 De volgende ochtend is het zonnig en onbewolkt: slechts wat vreemde, zwarte nevel boven zee. We lopen door het slaperige dorpje en blijven staan bij de haven. Een aantal oudere mannen zit luidruchtig te ontbijten op een terras. In het water ligt een houten, blauw-wit geverfde kotter, waarop een bebaarde Griek met een bodywarmer zit die zijn netten ontdoet van verstrikte visjes. Hij gooit ze naar de katten op de kade, waar Jamie gebiologeerd toekijkt. Ik pak mijn telefoon uit mijn zak en check mijn berichten. Iemand vraagt of wij één dezer dagen niet de ferry zouden pakken, met een linkje naar een nieuwsbericht. Er is brand ontstaan op de ferry van Igoumenitsa naar Brindisi, drie uur na vertrek. Diezelfde boot hadden wij slechts enkele uren daarvoor verlaten. Ik kijk naar de zwarte nevel: een koude rilling loopt over mijn rug. 

Terwijl we koffie drinken proberen we bij elkaar te ontdekken wat dit voor ons betekent. We hebben veel geluk gehad, dat in ieder geval. Terwijl wij rondwandelen in een Griekse ansichtkaart worden passagiers met reddingsboten van het brandende schip weggevaren en wordt er gezocht naar vermiste opvarenden. Ik heb meerdere keren in mijn leven de schepen achter mij verbrand, maar nog nooit zo letterlijk en zonder me daarvan bewust te zijn. Bovendien lijkt het alsof alles wat we bezoeken de afgelopen twee weken in de fik vliegt: misschien moeten we mensen gaan waarschuwen. En is dit ook een waarschuwing aan onszelf? Zonder twijfel is dit een situatie waar je niet in terecht wil komen: moeten we hier consequenties aan verbinden?

Maar we weten niet welke. Wanneer we risico’s uit willen bannen hadden we nu thuis met een fleecedekentje voor de sfeerhaard gezeten: de voorraadkast vol toiletpapier in geval van een nieuwe epidemie, en de jonge aanplant in de tuin in folie verpakt tegen de vrieskoude. Maar die route hebben we niet gekozen, en nu we hier zijn heeft het geen zin om al vrezend voor de toekomst achterom te kijken naar wat er in het verleden is gebeurd. Het leven is ongewis, dat is de enige zekerheid. Ik stond wel degelijk te genieten daar op het dek, tussen de bergen en zonsondergang. Wanneer je zaken die je voorheen schaarde onder ‘genieten van het leven’ gaat bestempelen als ‘onverantwoord’, dan weet je zeker dat je oud bent. En daar krijg je grijze haren van, heb ik mij laten vertellen.