In hogere biosferen

In Andalusië is de herfst complex: wij bevinden ons in een seizoensgelateerde schemerzone. Zo staan wuivende palmbomen zij aan zij met ontbladerde eiken, paars bloeiende hibiscussen sieren de gepekelde bergwegen, en zitten we in de namiddag aan het strand in een t-shirt om twee uur later de verwarming aan te zetten. Het zou te ver gaan om hier over te klagen, maar het vraagt het maximale van onze beperkte garderobe en ons geduld met het aan- en uittrekken van kinderwantjes.

Dit geduld werd tot vorige week overigens niet op de proef gesteld, toen opa en oma - die mensen kunnen overal in Europa zomaar opduiken - ons fêteerden op een zonnige week aan de boulevard van Malaga. Het gaf ons de kans om kindonvriendelijke wandelingen in de bergen te maken en met een motor over geitenpaden en door rivierbeddingen heen te scheuren, want het kind was in goede handen. Die uitstapjes maakten duidelijk dat we nog niet uitgekeken zijn in het binnenland, dus rijden we op dit moment door het Unesco biosfeerreservaat ‘Sierra de Grazalema’.     

Ik weet niet precies wat biosfeerreservaat betekent, maar de sfeer zat er lekker in toen we vanmiddag over een bergpas reden richting het dorpje waar we nu zijn. We hebben ondertussen al best wat gezien, maar kunnen nog steeds op het puntje van ons stoel van de uitzichten genieten als we door dit soort schitterende gebieden rijden. Gelukkig maar, want als kalkstenen kliffen, blauwe bergmeren en prodentwitte dorpjes je niets meer doen ben je behoorlijk afgestompt. 

In één van die dorpjes zijn we nu. Er staat een gure wind, we hebben winterjassen aan en de handen in de zakken. Jamie niet, want hij moet zijn sinaasappel dragen: deze heeft hij in Malaga uit een boom geplukt en sindsdien zijn ze onafscheidelijk. In het midden van het dorp is een pleintje waar zich de kerk en het stadhuis bevinden, en achter een bronzen beeld van een reusachtige stier is het plaatselijke café. We lopen naar binnen en bestellen rode wijn voor onszelf en ‘bubbeltjeswater’ voor Jamie. 

We zitten in een gezellig ingerichte ruimte met veel donker hout. Aan de bar zitten een aantal mensen, sommige tafels zijn bezet. Jamie laat zijn sinaasappel zien aan een oudere man, die al snel een praatje komt maken. Hij heeft een zongebruind gezicht met diepe groeven, en een gebit als een in onbruik geraakt kerkhof. De stormen des levens heeft hij doorstaan, maar een plekje in de luwte zat er duidelijk niet voor hem in. Wellicht is dat de reden voor zijn halfopen ogen en moeizame articulatie: het is vandaag vrijdag en hij is de borrel vroeg gestart. Midden in een verhaal over Marco van Basten vertrekt hij naar buiten. Zijn plaats wordt ingenomen door een dame met een kind, die chips komen delen met Jamie. We vragen of hij de sinaasappel als bedankje wil afgeven: nee. 

Misschien is het de wijn, de warmte van het dorpscafé of juist de kou buiten, maar we voelen ons thuis in dit plaatsje tussen de bergen. We besluiten nog een nachtje te blijven - deels omdat je hier mooi kunt wandelen, deels omdat het café morgen ook weer open is. De man met dubbele tong komt terug naar binnen en zwalkt op ons af met een doosje in zijn handen. Hij is naar de bakker op de hoek geweest en heeft boterkoek-vette chocolademuffins meegenomen voor ‘el rubio’ (‘het blondje’) en zet ze voor Jamie neer. De chips wordt resoluut aan de kant geschoven en hij probeert de hele muffin in één keer in zijn mond te duwen. 

Onder genot van een pedagogisch verantwoord roesje lopen we in het donker terug naar de bus. Het is helder, een wassende maan schijnt tussen de palmbladeren door. Sinaasappels, chocolade, rode wijn en een bejaarde kindervriend: vanavond zetten we onze schoen bij de dieselkachel. Zou me niet verbazen als er wat in zit morgenochtend.