Van de andere kant bekeken

Mijn kennis van bomen groeit met de dag. Ik herken nu olijven-, kastanje-, walnoten- en amandelbomen. Ik vreet ze ook allemaal op. Niet de hele boom hoor - wat er van af komt. Wel kraken vooraf, die walnoten. Met de tang die altijd achter in de bus ligt. En de blaadjes die in dit jaargetijde onder de bomen liggen neem ik mee. Wanneer je die aan anderen geeft worden ze ontzettend blij. Ik vraag me vaak af waarom mensen ze dan zelf niet oprapen. Één van de raadsels van het leven, denk ik.

Daarnaast gooi ik het liefst met stenen. Ik ben wat stenen aangaat een makkelijk mens. Grootte, kleur, vorm: het is mij om het even. Wat betreft locatie van handeling heb ik wel een voorkeur. Het liefst moet de steen belanden in water. Als ik hoog gooi komen de spetters zo ver dat ik er zelf nat van word; dat zijn de beste. Gisteren stonden we nog op zo’n plekje. Ontelbaar veel stenen en een spiegelglad meertje. Ik zat er net lekker in, maar zoals altijd gingen we weer ‘een eindje rijden’. Gekmakend is het.

Want ergens anders wordt het echt niet beter. Het maakt niet uit wáár we zijn, ze nemen hun regeltjes altijd mee. Eerst moet ik een broodje kaas eten voordat ik jam krijg. De hele tijd zitten op mijn stoel als ik eet. En als ik dan klaar ben moet ik wachten tot zij dat ook zijn...pfff. Als ik naar binnen wil moeten mijn schoenen uit, maar ik wil alleen iets pakken en weer naar buiten, dus moeten mijn schoenen meteen weer aan. Maar dat moeten zij allemaal doen want ik snap dat klittenband niet, en dan doen ze boos tegen mij: láát die hele schoenenwissel dan ook! Het zal allemaal wel ergens goed voor zijn, maar hallo...leef een beetje, denk ik dan.

Het vraagt veel aanpassingsvermogen, dit bestaan. En ondanks de starre houding van die twee doe ik het best aardig, al zeg ik het zelf. Ik heb mijzelf allerhande zinnetjes eigen gemaakt die zij ook continu bezigen: ‘even een dorpje bekijken’, ‘wat een mooi uitzicht’, ‘dat ziet er heerlijk uit’ en ‘kijk nou beep’. Het was een kleine moeite want heel veel meer zeggen ze niet, en op die manier word ik nog een beetje bij het gesprek betrokken.

Ze doen hun best hoor, dat is het niet. Ik moet ook veel om ze lachen. Ze hebben een voorliefde voor rare dansjes ontwikkeld. Als ik ‘pinguïndans’ zeg, worden ze helemaal enthousiast en zetten ze een liedje op, om vervolgens met hun handen op hun tenen rondjes te gaan draaien. Ik kan er geen genoeg van krijgen ze zo te zien, dus af en toe gooi ik een hand in de lucht en dan roepen ze ‘goed zo!’, en dan gaan ze door met ‘schudden met die billen’. Je moet mijn vader zien. Hij hééft niets eens billen, laat staan dat hij ze kan schudden. En mijn moeder probeert soms mee te zingen, maar ze is een octaafje te laag geboren dus altijd net mis. Je komt oren en ogen tekort met die mensen.

Goed. Ik moet snel verder met mijn Duplo, voordat we weer een dorpje gaan bekijken. Liefs, 

Jamie.