Kampeervakantie

Bergen! Donker en gekarteld aan de horizon terwijl we de grens met Slowakije passeren. Tot dit moment was het hoogteverschil in het landschap niet groter dan 300 meter, dus we kijken uit naar beboste heuvels en heldere bergbeekjes. Vanochtend zijn we vertrokken vanaf een Poolse camping, en op basis van die ervaring hebben we besloten om vanavond zelf een plekje te zoeken bij een meertje.

Je kunt onze huidige tijdsbesteding een reis noemen, ‘avontuur’ of ‘wereldreis’, maar alle megalomane superlatieven ten spijt zijn we tot op heden gewoon bezig met een kampeervakantie XL voor het hele gezin, op nog geen dag rijden van huis. De kneuterigheid van deze onderneming werd pijnlijk duidelijk toen we gisteren aankwamen op een camping in Polen, overladen met reviews als ‘petit paradis’ en ‘Wunderschön’. 

Nadat we bij de receptie muntjes voor de douche en foldertjes van de lokale kaasboerderij ontvingen reden we onder de slagboom door. Keurig gemanicuurde bloemenperkjes, de kampeerplekken geordend in rijen, afgebakend door groene boompjes. Grote witte campers zijn zo goed en kwaad als het kan in de kleine genummerde vakjes gemanoeuvreerd. Zittend onder de luifels van hun majestueuze yoghurtpakken zitten de eerder gearriveerde vakantiegangers ons geamuseerd na te kijken. Wanneer we het goede nummertje hebben gevonden parkeren we onze bus, waarna een andere campinggast ons komt vertellen dat het ‘niet de bedoeling’ is dat we de bus in de breedte van het vakje parkeren. 

Ik weet niet precies wat de bedoeling wel is, maar het kan zéker niet de bedoeling zijn dat wij, in een jaar waarin we willen genieten van het buitenleven en ‘vrijheid’, onze tijd door moeten brengen in deze vinexachtige kampeerdictatuur. Omdat de bus is voorzien van gas,  water en zonnepanelen kiezen we bij voorkeur -en meestal- voor plekken ‘in het wild’. Maar op het moment dat alle onderbroeken en rompertjes ook binnenstebuiten zijn gedragen, moeten we echt naar een camping toe om kleding te wassen.

Een illusie armer maar met frisse onderbroekjes komen we dus aan in ‘Slovensky Raj’. De vertaling hiervan is Slowaaks Paradijs, en niets is minder waar - wanneer je van risicovolle bergwandelingen houdt. Het gebied staat bekend om routes die in andere landen een gids, helm en klimgordel vragen, maar hier ben je vrij om het zelf uit te zoeken. Om het comfortabel te maken zijn er trappen, beugels, touwen en laddertjes bevestigd, waardoor ook watervallen en verticale kliffen hier tellen als ‘wandelpad’. We klauteren er op los. ‘s Avonds zoeken we een plekje aan het water, zwemmen als douche en slapen als een roos.

Een aantal dagen later vervolgen we onze weg richting Boedapest en rijden vanuit de bergen het platteland op. Groene heuvels, kleine dorpjes met witte huizen en rode daken - allemaal schitterend, maar geen plaatsen om de bus neer te zetten. We vinden wel een camping met lovende kritieken. Daar waren we eerder ingetrapt, maar bij gebrek aan beter rijden we er heen.  

In een dal rondom een klein stroompje hebben de eigenaren van deze plek een boerderij gebouwd waar je mag overnachten. Onder de fruitbomen is een groot grasveld met gezellige zitjes, een speeltuin en een zwembad. De kippen lopen vrij rond, en geiten mogen gevoerd en gemolken worden. Een varken ligt een stukje verderop lui in de modder, paarden staan grazend in de wei. Er is een eigen moestuin waar je groenten en kruiden uit mag pakken, en hout mag je zelf hakken in het bos. Slowaakse wijn staat klaar: we nemen een fles mee naar de bus. Rondom ons worden vuurtjes gestookt, het eerste vlees hangt al boven de barbecue. Jamie mag een rondje rijden op een paard. Op het moment dat er ook nog een regenboog achter ons verschijnt kijken Lin en ik elkaar aan: dít moet de bedoeling zijn. Een camping waar je nog eens naar terug wil - zelfs als je nog schone onderbroeken hebt.