Dus we zagen een wasbeerhond. Totaal onverwacht, hoewel ik mij niet kan voorstellen dat er mensen zijn die na het zien van een wasbeerhond opmerken ‘dat had ik aan zien komen’ of ‘ik dacht al dat ‘ie hier zou zitten’. Wij in ieder geval niet, als was het maar omdat we nog nooit van een wasbeerhond hadden gehoord.
Ongetwijfeld zijn er mensen op zoek naar de wasbeerhond, fanatieke honden- of wasberenfokkers of Freek Vonk - achtige biologen. Ergens was het dan ook tragisch dat wíj de wasbeerhond zagen: wij gunnen iedereen een wasbeerhond, maar zijn zelf nog altijd hard op zoek naar een eland, dus in zekere zin was de wasbeerhond een teleurstelling.
Onze zoektocht naar de eland zou je ondertussen een tikje sneu kunnen noemen. We zijn nu in Litouwen, waar de eland volgens sommigen nog wel zou kunnen zitten, maar het voelt een beetje als zoeken naar een olifant in Toscane: het kan, maar tijdens het zoeken weet je zelf ook dat je in Kenia had moeten zijn. Desondanks beschouwen we iedere wandeling door het bos of fietstocht door de buitenwijk van een middelgrote stad als mogelijkheid om een gigantisch gewei te zien verschijnen. Wellicht roept dit de vraag op of we niets beters te doen hebben, en het antwoord is: niet echt, nee.
Misschien komt het voort uit de ondraaglijke lichtheid van het reizen, maar wanneer de dagelijkse verantwoordelijkheid beperkt wordt tot het vinden van een overnachtingsplek en het maken van een leuke foto ga je vanzelf zoeken naar andere taken om jezelf een gevoel van urgentie te geven. Talloze Nederlanders voelen zich deze zomer weer verplicht om het Franse kasteel op fietsafstand van de camping te bezoeken, wat bij aankomst altijd een ruïne met informatiebordjes in 3 talen blijkt. Andere waaghalzen hebben zich verheugd op een kajaktrip over de woeste Lesse, om aldaar in een onbeduidend stroompje hun lekke bootje al wrikkend met een peddel van de stenen af te duwen. Noem het verveling of naïviteit, maar het getuigt ook van een bepaalde ambitie.
Een negatiever - of realistischer- ingesteld persoon zou kunnen denken dat we niets te doen hebben en de Baltische Staten het bezoeken niet waard zijn, maar niets is minder waar. We zijn vanochtend wakker geworden op de ‘Curonian Spit’, een smalle landtong van bijna 100 kilometer lang en maximaal 3 kilometer breed dat een lagune heeft gevormd in de Oostzee. Het bestaat uit stranden, bossen en de hoogste zandduinen van Europa. Er zijn slechts enkele kleine dorpjes te vinden, waar vrolijk geschilderde houten huizen een Scandinavische aanblik geven. Zoals overal in deze landen heeft het de aantrekkingskracht van de Franse Riviera, maar mist het de hoge temperaturen en grote hoeveelheden toeristen.
Dit zorgt voor een bepaalde verbondenheid onder de reizigers die we wél tegenkomen, en dus wisselen we onderling tips uit over idyllische kampeerplekjes, mooie stranden en makkelijke grensovergangen. Zojuist spraken we nog een ouder Nederlands echtpaar. Die mensen hebben we overigens niet de tip gegeven om uit te kijken naar de wasbeerhond. We hebben alleen gezegd dat er elanden zijn gespot in Litouwen. Zij moeten ook wat te doen hebben tenslotte.