Nergens meer heen

Ik ben waar ik moet zijn, denk ik terwijl ik met mijn rug op het dek naar het ruisende buiswater luister. Een briesje duwt ons door een zee van sterren. Als ik op mijn zij draai om de fles rum aan te pakken die we samen delen, zie ik vliegende vissen boven het water zweven in de trechtervormige weerspiegeling van de maan op het water. 

 

Ik neem een slok en ga weer liggen. Terwijl de drank richting mijn maag stroomt voel ik een conflict mijn hoofd in sijpelen: doe ik niets als ik reis? Het beangstigende gevoel om tijd te verkwanselen heb ik snel, het komt voort uit mijn jeugd. Als ik samen met mijn zusje voor de tv zat en mijn vader binnenkwam klapte hij met een oorverdovende klap in zijn handen en riep dan 'ACTIE', wat zoveel betekende als: 'zet dat ellendige ding NU uit, kom van je luie reet af en help je vader met het beitsen van het tuinhuisje!', waardoor we later op onze kamer zelf maar een einde fantaseerden aan die bewuste aflevering van de Snorkels. En ook nu vertelt een stem in mijn onderbewuste dat ik me dit niet kan permitteren...maar de klap komt niet, en ik val in slaap.

 

Terwijl de zon opkomt snijd ik een ananas en maak het ontbijt klaar. We worden getrakteerd op uitzichten die als de voorkant van een ansichtkaart kunnen dienen, welke ik nooit zou kopen omdat ze me te kitscherig zouden lijken. We varen door een archipel van 350 eilandjes waarvan sommige zo klein zijn dat ze bestaan uit 1 palmboom op een zandstrand. De bewoners van de eilanden komen in hun boomstammen naar onze boot varen om vis, kreeft en fruit te verkopen. We barbecueën op een strandje en snorkelen boven het rif waarmee ieder eilandje omgeven wordt. 

 

Wanneer we verder gaan springen dolfijnen rond de boeg. Ze lijken ons de weg naar Colombia te willen wijzen. Maar ik moet nergens heen, want ik ben al waar ik moet zijn. Onderweg.