S.O.S.

Omdat ik geen eigen vervoer heb, er geen treinen zijn en liften meestal niet lukt vervoer ik mijzelf in Midden Amerika doorgaans per bus. Met name in Honduras en Nicaragua is dat echt een feest, wat door sommigen ook wel wordt geïnterpreteerd als 'nachtmerrie', 'voorportaal van de hel' en 'ik ga nog liever dood'. 

 

Busstations zijn hier een concept, geen feitelijk aanwijsbare plaatsen, en de buschauffeur probeert iedere onschuldige voetganger -door heel hard en snel 15 keer achter elkaar zijn eindbestemming te schreeuwen- zijn bus in te krijgen. Het doel van een bus is hier namelijk tegengesteld aan het doel van een bus in Nederland, waar er gewoon zo snel mogelijk en liefst op tijd mensen van A naar B moeten worden gebracht. Hier zijn de bussen bezit van de chauffeur, die zo veel mogelijk geld wil verdienen en er dus baat bij heeft om zo traag mogelijk iedere zijstraat in te rijden om zo 300 mensen in, op en tegen een 60-persoons bus te stouwen. Daarnaast heeft hij om de 20 meter neven, nichten, ooms, tantes en grootouders (het is echt een familiebedrijf) langs de kant van de weg geposteerd met allerhande verkoopwaar, bedeltechnieken en goocheltrucs, en die worden allemaal in de bus toegelaten. Dat kan natuurlijk helemaal niet, want er zaten al 5 keer meer mensen in de bus dan überhaupt mogelijk. Maar in deze landen kan dat vaak wel, vooral door de uiterste nonchalante houding van bewoners. Onder de meest barre omstandigheden hoor je hier niemand klagen en kijkt iedereen blij. Waar in Nederland een meisje van 17 begint te klagen wanneer het opstapje van het perron naar de bus te hoog is voor haar minirok, worden hier vitale vrouwtjes van 80 jaar oud zonder pardon door de reusachtige neef van de buschauffeur met een heupworp waar Anton Geesink jaloers op zou zijn op het dak van de bus gelanceerd, waarna zij 'gracias' zegt. Zo kan het dus ook. 

 

Zo kan het dus gebeuren dat ik vrolijk glimlachend in horizontale positie tussen plafond, 2 kapotte ramen en onder me 3 andere personen in een bus zit geklemd terwijl het buiten -en dus ook binnen- stroomt van de regen, en alles en iedereen doornat wordt. Ondertussen wringen de familieleden van de buschauffeur zich al schreeuwend ('Empanadas!' 'Pollo frito!' 'Mas barato!') een weg door de kluwen vochtige lichamen, die ondertussen behoorlijk begint te stinken. Onder me begint een baby te huilen, maar dit wordt in de kiem gesmoord door mama die zonder gêne haar borst op de schouder van de passagier voor haar gooit en het kind aanlegt. Omdat de motor het tijdelijk heeft begeven zet de chauffeur -in een poging iedereen nog gelukkiger te maken dan ze al zijn- een cassettebandje op met alle hits van ABBA, wat de kakofonie aan herrie compleet maakt. 

 

De zon is gaan schijnen en iedereen begint al aardig te dampen, maar ik kan door mist nog net zien dat de onderweg opgepikte priester, die door de schreeuwende verkopers en muziek heen het Woord Gods staat te verkondigen, wordt aangevallen door de kip die zojuist nog rustig in het bagagerek zat. Zowel de atheïstische kip als de priester worden in hevig gevecht uit de bus gezet om plaats te maken voor jerrycans met benzine, metaalvlechtwerk voor de constructie van beton en diverse andere bouwmaterialen die allemaal van de rug van een muilezel worden afgehaald. Want naast personenvervoer wordt iedere vorm van gemotoriseerd vervoer gebruikt als goederentransport. De motor doet het weer, dus we gaan weer verder terwijl ABBA vrolijk door de speakers schalt: 'Can't you hear me S.O.S...'