Iedereen die zichzelf een beetje perspectief gunt zorgt voor kleine en grotere uitdagingen in het leven: sommigen richten zich op werk, anderen beginnen aan een cursus of plannen een sportieve uitdaging. Omdat wij door pure luiheid dan wel fysieke beperkingen niet in staat zijn tot eerdergenoemde vonden we deze week een uitdaging in ‘niets doen’ op een eiland. Een cynicus zou kunnen zeggen dat we al geruime tijd niets doen, maar iedere ouder weet dat een vakantie met kinderen je niet in de koude kleren gaat zitten, laat staan één die anderhalf jaar duurt. Omdat Thailand aangaande toerisme vergelijkbaar is met Amsterdam tijdens Koningsdag zoeken we een prikkelarme omgeving en kwamen derhalve terecht op Koh Wai, een eiland zonder vaste bewoners (‘onbewoond’) bij de grens met Cambodja.
Om er te komen moeten we twee dagen reizen met bussen, taxi’s en een boot, wat een behoorlijke expeditie is met een beweeglijk kind. We zien het als experiment, maar Jamie slaagt glansrijk. De enige overnachtingsmogelijkheid op het eiland bestaat uit houten hutjes op het strand, verhuurd onder de onbescheiden naam ‘Koh Wai Paradise’. Dat laatste was het misschien toen God de bijbel op liet tekenen, maar ook het paradijs blijkt enig onderhoud te behoeven. Ons ‘chalet’ bestaat uit nonchalant vastgespijkerde planken en een allesdoorlatend rieten dak, een bed en twee houten stoelen. Het matras heeft de donzige luchtigheid van gewapend beton, de bijgeleverde klamboe zit vol gaten en de stoelen zijn wankel en oncomfortabel. Stroom is er slechts enkele uren in de avond, vanuit een gemeen vonkend stopcontact. Koude douche en hurktoilet met zeezicht zijn verderop aan het strand te vinden, en als we verder geen vragen hebben is hier de sleutel, en oh ja, een stuk touw: gelieve meegebrachte etenswaren hiermee aan het dak te hangen zodat het niet wordt aangevreten door mieren, kakkerlakken en ratten. Nadat de eigenaar is vertrokken kijken we om ons heen. De palmbomen staan te zwaaien in een stevige wind. Voor ons het strand en een golvende zee waarin ruime hoeveelheden afval zorgen voor nieuwe aanvoer op het toch al vervuilde strand. Als God het paradijs werkelijk zo bedoeld heeft dan snap ik dat iedere vrome Christen bang is voor de dood.
Daarna begint het experiment voor onszelf, want hoe drie dagen door te komen zonder plan? Het liedje van Kinderen voor Kinderen leerde ons ‘...drink met je billen bloot, melk uit een kokosnoot, je wordt vanzelluf groot’. Welnu: dit klopt, waarbij vanzelf groot worden dan ook echt het énige is wat er gebeurt, en zelfs dat gaat voor mij en Lin niet meer op. Het eiland staat ook niet toe om al die ledigheid slapend door te brengen. De nacht is nauwelijks voorbij of we worden gewekt door het geluid van snerpende cicaden, kwetterende vogels en de doffe klappen van golven die zichzelf op het strand laten vallen. Verstrooid zonlicht valt door alle kieren en gaten naar binnen. Een hele dag blanco voor ons, geen noodzakelijkheden of belangwekkende keuzes te maken. Maar goed: niet hoeven kiezen is de ware luxe van tegenwoordig, dus ik kom uit bed en laat mijzelf in zee vallen, zwem wat en ga zitten op het strand.
Twee heremietkreeften lopen voorbij. Deze krab-achtigen klemmen zich met hun achterste poten vast in een schelp, en slepen dit achter zich aan om zich ijlings in terug te trekken bij gevaar. Wanneer ze te groot worden voor hun huisje zoeken ze een nieuwe, bij voorkeur door net zo lang op de schelp van een grotere soortgenoot te beuken tot deze geïrriteerd komt kijken wat er aan de hand is, waarna het gevecht dat volgt bepaalt wie het huisje krijgt. Ik vind het sympathieke dieren, waarschijnlijk omdat ik het gezeul met een tijdelijke woning waar je langzaam uitgroeit ook aan den lijve heb ondervonden. Ondertussen komen ook de krabben uit de gaten in het zand en kijken met ogen op steeltjes om zich heen. Het zijn er veel. Ze vallen elkaar aan, gooien met zand en rennen heen en weer met dat vluchtige, ruggelingse loopje. Al die beesten zijn de hele dag maar in de weer. Je zou er onrustig van worden, zittend onder een klapperboom. Zo zie je maar: als je niets te doen hebt valt het pas op hoe druk de wereld om je heen is.
En zo vullen de dagen zich: zwemmen, snorkelen, afval ruimen, spelen in het zand en het lezen van boeken. Het gebrek aan mogelijkheden en uitvluchten opent zich een batterij aan nieuwe ontdekkingen en activiteiten. We hebben meer tijd voor elkaar en bekijken met Jamie alle planten en dieren die we kunnen vinden. Er ontstaat een ander tempo, want tijd is geen factor meer bij gebrek aan interactie met anderen. En met dat laatste, ook de noodzaak om je aan te kleden, haren te wassen of domweg de deur op slot te doen. De meest dagelijkse zaken lijken overbodig wanneer je de hele dag in je zwembroek aangespoelde kokosnoten leeg aan het eten bent.
En wanneer het strand uiteindelijk schoon is, de wind gaat liggen en het water zakt, blijft er niets anders over dan een plaats waar je inderdaad eeuwig zou willen blijven. Een prachtig wit strand, helderblauwe zee en een lange rij wuivende palmen, als de wikkel van een Bounty. De onrust trekt zich terug als het tij deed met het water, en ik wil niets anders dan hier zijn en genieten van mijn vriendin, ons kind en die brakke hut op dit tropische eiland. Een lesje Boeddhisme, gratis en voor niets. Ben ik onbewust toch nog aan een cursus begonnen.