De Balkanman

De oude brug van Mostar staat bekend om zijn schoonspringers. Op de stenen rand staat een verjaarde playboy met ontbloot bovenlijf, zijn hand losjes aan de metalen reling en zijn buik nonchalant bloezend over zijn witte zwembroekje. Ooit ontstaan als overgangsrite voor jongens die man wilden worden is het nu een commerciële activiteit voor schreeuwende waaghalzen. De Bosnische variant van Sterren Springen, uitgezonden op diverse Instagram livestreams. We geven hem een euro ter aanmoediging en wachten tot hij in actie komt. Er is drieëntwintig meter ruimte voor acrobatiek voordat hij te water gaat, maar voorlopig blijft hij staan. Niet ingegeven door angst maar geldtekort: hij wil vijftig euro verzamelen alvorens hij springt.

Terwijl we wachten tot andere toeristen over de brug komen bedenk ik me dat vijftig euro nog een sympathiek bedrag is. Als ik zelf zou springen moet ik rekening houden met de reparatiekosten voor diverse botbreuken, onderkoelingsverschijnselen en de oudrussische traumahelikopter die mij, gehuld in zwarte rookwolken en met minimaal één afgebroken wiek, twintig kilometer stroomafwaarts op zal moeten halen. Dit scenario zal puur hypothetisch blijven, want de Mostari hebben een scholingstraject ontwikkeld voor bronstige toeristen die een door alcohol en testosteron gedreven behoefte voelen om hun mannelijkheid te bewijzen. Naar eigen zeggen om ongelukken te voorkomen, maar het zal ook iets met hun eigen verdienmodel te maken hebben. Ik ga er in ieder geval niet aan beginnen, want ondanks het scholingstraject lijkt het me een gevaarlijke vrijetijdsbesteding. 

Nu hebben ik en de gemiddelde Bosniër sowieso een compleet andere invulling van de term ‘gevaarlijk’. Dat werd eens te meer duidelijk aan de voet van de berg Maglic, de hoogste berg van het land. De rit naar boven duurde anderhalf uur over een smal en slecht onderhouden bospad met steile afgronden. Waar de weg ophield stond een familie Bosniërs, zojuist teruggekeerd van een wandeling. Ze openden een fles rakija, nodigden ons uit en we dronken er lustig op los. Niemand was uitgezonderd van het drinkgelag, waarna bestuurder en passagiers zichzelf in de auto wrongen en naar beneden reden, overgeleverd aan de verwerkingssnelheid van de lever en de willekeur van het noodlot. In Nederland zou de verantwoorde burgerij in zulke gevallen hoofdschuddend de kliklijn staan bellen. 

De kloof tussen mijzelf en de Oost-Europese mentaliteit is de laatste jaren aanzienlijk gegroeid, volledig te wijten aan mijn zelfverkozen vaderschap. Althans, dat wil ik mijzelf doen geloven. Zo stak er laatst een roestige stalen buis boven het gras uit. Ik hing er een emmertje over, zodat Jamie er niet over kon struikelen. ‘Dat vind ik niet leuk’, zei hij. ‘Nee, maar het is wel veilig’ hoorde ik mijzelf antwoorden. Want ik had niet alleen struikelen voor ogen, maar ook een schedeldiepe hoofdwond, testikelverliezende sliding en slagaderlijke hamstringdoorklieving. Zo zijn de rollen verdeeld: ik zie overal gevaar, hij vooral plezier, en verrassend vaak zijn die twee zaken verenigd in dezelfde bezigheden. Het zijn die afschuwelijke (ongetwijfeld door de natuurwetten van de genetica goedbedoelde) visioenen van rampspoed die mij maken tot de vegetarische stamppot onder de mensen: verantwoord en degelijk, dus saai. 

Die interne angstcultuur stak afgelopen week ook de kop op toen we voor een grot stonden waarvan de gangen zich twintig donkere kilometers onder de grond uitstrekten, vol vleermuizen en stalagmiet- en tieten, maar zonder gids of feeërieke verlichting, want sinds de oorlog was iedereen de grot vergeten. We hadden al ruim een uur door een verlaten landschap met kapotgeschoten huizen gereden, en nu stonden we midden in een eenzaam herfstbos op het punt een druipend hol zonder Internetverbinding binnen te wandelen. Ik zag al voor me dat de boel in zou storten en we wekenlang moesten overleven op een dieet van vleermuis en verflenste spinnen, likkend aan vochtig kalksteen om water binnen te krijgen. Of dat een krankzinnige relifascist in naam van een zelfverzonnen opperwezen het stalen hekje bij de ingang van een hangslot zou voorzien terwijl wij binnen stonden te filosoferen over de kristallisatiegraad van ijzererts, en we moesten wachten tot een ander masochistisch gezin in 2026 het onzalige plan zou opvatten om deze grot te bezoeken.

Enfin, het vaderschap kleeft je na een paar jaar redelijk aan. Ondertussen staan we nog altijd bij die brug te wachten tot onze investering zich te gelde gaat maken, maar de krenterige toeristen om ons heen staan allemaal te dralen tot iemand anders de playboy aan vijftig euro gaat helpen. Naast hem probeert een lobbige zestiger zichzelf met rood hoofd in een wetsuit te duwen, een beetje zoals je het laatste wasgoed in een overvolle wasmachine propt. Zo kan ik het ook, bedenk ik mijzelf onterecht, want ik heb ook zo’n zwarte dwangbuis in de bus liggen, maar dan nog ga ik niet. Dapperheid bevindt zich precies tussen de eigenschappen laf en roekeloos in, en misschien heeft deze man met dit laagje neopreen precies de tussenweg gevonden om zonder verdere schade zichzelf en de wereld iets te kunnen bewijzen. 

Op roekeloosheid ben ik de laatste tijd niet meer te betrappen, of het moet de lunch bij ‘De Professor’ zijn, waar we op aanraden van een vriend gingen eten. Gemotiveerd door de ongepolijste masculiniteit in deze landen en het belang van integratie in de lokale cultuur besloot ik het er na het nuttigen van een walnootbrandy even flink van te nemen. We bestelden een reusachtige pan goulash met brood en een karaf rode wijn. Ik kan me niet herinneren ooit eerder zo’n verrukkelijke goulash te hebben geproefd. De rode wijn smaakte er prima bij, en omdat dooreten als je geen honger meer hebt óók een vorm van doorzettingsvermogen is verzwolg ik de volledige vier liter rund-varkencombinatie, onderwijl murmelend ‘het is eigenlijk te veel, maar ja…’. Ons plekje in de zon en de afwezigheid van wind zorgde er voor dat de aanvankelijke roes plaats maakte voor een bonkende hoofdpijn en het gevoel uit elkaar te klappen, alsof de zojuist verwerkte dieren zichzelf in mijn binnenste als een soort barbapapa tot hun oorspronkelijke grootte aan het transformeren waren. En zo lag ik in de vale middagzon met kolkende ingewanden mijn roes uit te slapen in de bus, niet in staat om op twee benen te staan. Een dergelijke dagbesteding is niet ongebruikelijk in deze regio, maar allesbehalve dapper.

De man in het wetsuit overgiet zichzelf ondertussen met water en klimt over de reling. Hij lijkt even te twijfelen, laat dan los en springt…en voor hem hadden we niets eens betaald. We kijken hoe hij uit het water klimt en lopen achter hem aan de trap omhoog naar de brug. Hij heeft zijn hand op zijn heup en trekt met zijn been. Met verbeten trots kijkt hij naar het straaltje bloed dat ter hoogte van zijn enkel onder het wetsuit vandaan komt. Zo is de Balkanman.