“Oh Ernie
als ik eens vliegen kon
hoog in de lucht
vlakbij de zon
tussen mijn duiven-vriendjes in
kom ga nu mee
ik heb zo’n zin…”
Jamie zingt in een tram in Sarajevo. Sommige Bosnische forenzen kijken geamuseerd toe. Hij is volledig in beslag genomen door de luisterboeken van Sesamstraat, en dan met name de liedjes van Bert. Wij kunnen het nasale stemgeluid niet meer horen, maar hij luistert met ingespannen blik en leert alle teksten uit z’n hoofd. Omdat hij zojuist de duiven op een stadsplein de stuipen op het lijf heeft gejaagd is dit het liedje van de dag geworden.
De rammelende tram is overvol en oud. Harde plastic bankjes, een enkele handgreep aan het plafond. Het heeft de oorlog overleefd, is terug op de rails gezet en zal in leven worden gehouden tot de wederopbouw het overbodig maakt. Een bezoek aan Bosnië - Herzegovina kan niet zonder je te verdiepen in de recente geschiedenis. De oorlog begin jaren negentig kwam voort uit het uiteenvallen van Joegoslavië. Jarenlang hebben Bosnische Serviërs geprobeerd de onafhankelijkheid van Bosnië te voorkomen. Het leidde tot gruwelijke misdaden tegen de menselijkheid, de grootste etnische zuivering sinds de Tweede Wereldoorlog en een vier jaar durend beleg van Sarajevo. Vanuit de bergen werd de trotse Olympische stad met mortieren aan puin geschoten. Mensen die zich op straat waagden werden door machinegeweren (‘douches van de dood’) onder vuur genomen. De stad werd afgesloten van de buitenwereld, de bewoners zonder voedsel en elektra aan hun lot overgelaten. Een provisorisch gegraven tunnel onder het vliegveld werd een levensader en de enige reden dat een deel van de bewoners gespaard is gebleven.
De tunnel is nu een museum, en de tentoongestelde uniformen en blinkende wapens laten zien hoe recent deze tragedie heeft plaatsgevonden. In een documentaire in de filmzaal zijn rennende mensen tussen de kogels te zien, vrouwen met kinderen op hun arm die tussen de inslagen door een veilig heenkomen zoeken. Een kort fragment, dat je vier jaar lang zou moeten bekijken om de daadwerkelijke impact te doorgronden. De kinderen uit die beelden zijn de twintigers en dertigers waar we vandaag tussen hebben gelopen en mee in het café hebben gezeten. Zij zijn de overlevenden van verscheurde families, en hebben een land op te bouwen waarin de verschillende groepen nog altijd samenleven in soms gespannen omstandigheden - hoewel hier aan de oppervlakte niets van te merken is. Het is, niet voor de eerste keer deze reis, moeilijk voorstelbaar hoe tussen de vriendelijkste mensen een dynamiek kan ontstaan die tot bloedvergieten leidt.
Zeker buiten de stad heerst een serene rust. We reden afgelopen week naar het plaatsje Lukomir, een klein dorpje dat hoog in de Dinarische Alpen ligt. Het Bosnische landschap in dit jaargetijde is sensationeel. De bossen vieren een uitbundige Indian Summer, een oranje-gele zee onderbroken door eilandjes donkergroene naaldbomen. Bescheiden in aantal maar niet in voorkomen vlammen de esdoorns met hun felrode top en gele rok: de fakkeldragers van de herfst. Onder het bladerdek groeien paddenstoelen en hoor je de twinkelende ruis van kleine stroompjes. De pieken van de bergen steken er rechtstandig tussenuit, ruig en onbegroeid. We komen weinig mensen tegen: een dunbevolkt land dat in stilte wacht op de winter.
Het dorp zelf, aan het eind van een stenige bergweg, is bevroren in de tijd. Er staan slechts een handvol brokkelige huizen met herders, die er alleen in de zomermaanden leven. Iedere dag brengen zij hun dieren naar de weiden. En worden sokken gebreid en hout gehakt, er is een enkele rommelige moestuin. De rivier in het dal, een duizend meter hoge bergwand lager, voorziet zowel de beren als bewoners van vis als dat nodig is. Het ritme van het bestaan wordt hier bepaald door sneeuw en schapenwol, en wij dansen er een dagje op mee. Die avond praten we met de man die ons een maaltijd bereid, en wanneer wij vragen naar de situatie in zijn land geeft hij aan dat het niet zo erg is als vaak wordt gedacht. De verschillende groepen kunnen prima door één deur, hij heeft vrienden van verschillende etniciteit, en niemand wil oorlog, nietwaar?
En natuurlijk is het waar dat de meeste mensen bezig zijn met andere zaken: de koeien moeten op het land, de kinderen naar school, het leven moet geleefd. En er gaan ook dingen goed in het land, en er is in ieder geval geen oorlog meer. Maar het politieke systeem dat is opgetuigd om de oorlog te beëindigen is wankel en corrupt. Politici polariseren en zetten de etnische groeperingen tegen elkaar op, waarbij de Servische minderheid openlijk wordt gesteund door Rusland, en de Bosnische moslims door de EU. Een nieuwe escalatie is verre van ondenkbaar. Je kunt het afdoen als een interne aangelegenheid en het beste hopen voor de mensen hier, maar de wereld is te klein geworden voor de gedachte dat het niet van belang is. Het idee van Nederland als onaantastbaar bastion van de vrijheid hebben we de afgelopen jaren wel te grave kunnen dragen. Het gaat ons óók aan.
Jamie ondertussen, zich in al zijn vrolijke onschuld gelukkig van geen kwaad bewust, zingt nog altijd verder in de tram. We rijden over ‘sniper-alley’: de plaats waar sluipschutters de bewoners van de stad, die toch de straat op moesten om zichzelf van voedsel en brandhout te voorzien, probeerden tot slachtoffers te maken. De kogelgaten zijn zichtbaar in de hoogbouw om ons heen. Gaten die mortieren hebben achtergelaten in de stoep zijn opgevuld met rode verf: de ‘rozen van Sarajevo’. Ik kijk naar Jamie. Wanneer er een dag komt dat macht wint van mededogen, haat zijn wereld verduistert en de sluipschutters loeren, dan hoop ik dat hij de tekst nog altijd kent.
“...samen vliegen we zij aan zij
ik denk er aan
en voel me vrij
ik denk er aan
en voel me vrij”