Het begon te regenen en we waren direct van ons à propos. Dat viel me vies tegen. Je zou denken dat we na al die seizoenen, landen en hindernissen een stel glamoureuze outdoorspecialisten zouden zijn. Van die mensen die, getooid in houthakkersblouse en broek met opgenaaide versterkingen, op alles voorbereid zijn, overal antwoord op hebben en vol anekdotes over moeilijke momenten die met de correcte materialen en schat aan ervaring op vakkundige wijze werden overwonnen, verteld met een emaillen mok met dampende koffie in de ene hand, en een hakbijl in de andere. Zelfvoldane reizigers die vol dedain naar de wereld om hen heen kijken, en schampertjes lachen om de vakantiegangers die in Zuid-Europa staan te stuntelen met de luifel van hun Tabbert. Wij zouden de wereld kennen, begrijpen en uitleggen aan anderen die ook zo’n weergaloos avontuur aan zouden willen gaan.
Maar goed, Albanië zette zich deze week schrap voor een week van ongekende regen, en wij dus ook. De waarheid is dat we alleen in Italië vorig jaar een paar dagen regen hebben gehad, en verder is het op een paar nachtelijke spetters na droog gebleven. Nu we echter binnen zaten bleek de bus wel erg klein: met droeve ogen keken we door het natte plexiglas naar buiten. Het zou de komende dagen niet meer stoppen, zo was de voorspelling. Die nacht bleek ons onderkomen ook niet bestand tegen de tien centimeter regen die reeds in een paar uur was gevallen. Ik werd er onzeker van. Hoe complex kan het zijn om een gat te vinden in een metalen dakje van vijf vierkante meter? Terwijl NASA kegelt met aanstormende kometen, auto’s rijden op het licht van de zon en een chirurg een mensenleven verlengd met een varkenshart, lag ik in bed krachteloos te luisteren naar het ritmisch gedrup van lekkend water. Ik legde wat handdoeken neer maar het was dweilen met de kraan open, wat alleen in de overdrachtelijke zin klopt want in werkelijkheid werd al het water opgezogen door het matras, als ware het een dorstige spons. Ik probeerde al liggend te zoeken naar een inventieve oplossing in de krochten van mijn brein, maar vond alleen een echoënde leegte met een kitspuit, die ik de volgende ochtend in een spaarzaam moment van droogte maar ter hand nam en het dak op ging. Dit heb ik al meerdere keren geprobeerd en ik was echt in de veronderstelling dat het probleem was verholpen, maar helaas.
Dit was na een dag waarin we ten lange leste -alle boeken waren gelezen, we zagen scheel van de koffie en Jamie had al achtduizend koekjes van klei gebakken- maar naar buiten gingen om het plaatsje Shköder te bekijken. Dit hadden we beter niet kunnen doen: het kwam met bakken uit de hemel. Tegen de tijd dat we terug kwamen waren we helemaal nat, en dit is niet erg, maar wanneer je tot op je onderbroek doorweekt bent, je leefruimte voor de helft uit vochtig matras bestaat, de ramen niet open kunnen terwijl het buiten tweeëntwintig graden is en je weet dat het de komende dagen door blijft plenzen, dan ontstaat er een broeierig, uitzichtloos sfeertje.
De volgende avond blijkt er tijdens een spelletje Yahtzee nog altijd water naar binnen te komen. Ik zag het gebeuren en voelde mijn verschrompelde zelfvertrouwen bungelen aan een zijden draadje, als een vergeten verjaardagsballon in de hoek van de kamer. Ik probeerde mijzelf te troosten. Ik bedacht me dat ik niet zo moest sippen: de mensen in Pakistan, díe hebben pas lekkage. Maar dat fleurde niet echt op. Ik probeerde dankbaarheid: dat we dit toch maar allemaal meemaken, en zo veel tijd hebben om van elkaar te genieten, in plaats van zitten staren naar een vollopende inbox tijdens een uitzichtloze vergadering! Maar dat werkte ook niet, want ik wil heel gráág een constructief gesprek over een professioneel probleem, bij voorkeur oplosbaar door iemand anders daar de schuld van te geven, en dan te wachten tot er actie wordt ondernomen tijdens het bereiden van een dubbele espresso in een opgeruimde, droge werkomgeving.
Geenszins waren wij echter van plan, avontuurlijk en ervaren als we zijn, bij de pakken neer te gaan zitten en (zoals die lafaards met hun Tabbert zouden doen) een hotelkamer te boeken. Terwijl de burgemeesters van Albanië door de nationale overheid werden gemaand alle mogelijke voorzorgsmaatregelen te nemen togen wij naar de bergen voor een wandeling, want we gaan het land niet uit zonder een fatsoenlijke hike. We konden echter niet vertrekken alvorens ik de ruitenwissers weer had vastgezet, die tijdens de laatste rit zó enthousiast over de ruiten veegden dat ze spontaan doldraaiden en onder de motorkap klem kwamen te zitten. We reden naar Theth, een plaatsje aan het einde van een doodlopende bergweg bestaand uit een paar huizen in een dal. Om het dal vormen de bergen een arena: tribunes van graniet, met dappere naaldbomen die zich vastklampen aan de steile hellingen. Van alle kanten storten watervallen zich naar beneden richting een kolkende, blauwe rivier. Flarden nevel hangen in de bossen, en samen met de rommel van naderend onweer is het een mysterieuze omgeving. We leggen plichtmatig en enigszins gehaast een wandeling af, waarbij we tot de conclusie komen dat zelfs in deze omstandigheden, of juist misschien daardoor, dit een bijzonder mooi gebied is.
Eenmaal terug hangen we de druipende kleding op waslijnen die dwars door de bus zijn gespannen. Jamie moet naar de wc, wat doorgaans betekent dat hij buiten gaat zitten, maar je laat zo’n jongen ook niet in de pisregen poepen: op het potje tussen de voorstoelen dan maar. Hierdoor ontstaat er wel een onhoudbaar microklimaat dat zich nog het best laat vergelijken met de staat van de wereld: een klamme broeikas vol mest, methaandamp en een teveel aan overprikkelde bewoners. Om in ieder geval van de stank verlost te zijn laveer ik langs de natte kleding, grijp naar een paraplu en duw de deur open. Met het potje in mijn ene hand en de paraplu in mijn andere haast ik mij naar buiten, waarbij de plu blijft hangen in de deuropening en ik, een outdoorspecialist onwaardig, bijna naar buiten val. Op mijn slippers sta ik in het natte gras, water klettert om me heen terwijl een koe me droefgeestig aanstaart. Hij vraagt zich waarschijnlijk ook af waar de glamour is gebleven. Mijn hand voelt warm, ik kijk en zie dat er tijdens mijn struikeling blijkbaar wat inhoud van het potje overheen is geklotst. Wat een schijtweer.