Smulbos

Ik kijk naar Jamie terwijl hij een tomatenplant inspecteert, en denk aan de term 'smulbos'. Een jaar of twintig terug was er het plan om een plaats te creëren waar Nederlanders vruchten, noten en paddenstoelen zouden mogen plukken zonder een boete te krijgen. Wildplukken is namelijk niet toegestaan en wordt gezien als diefstal en stroperij. Dit bos werd door een populaire ochtendkrant geframed als plek waar allochtonen (zo heetten ze toen nog) hun eten zouden kunnen vinden: een smulbos waar hongerige immigranten zich konden verlustigen aan beukennootjes en tamme kastanjes. Ik heb het even opgezocht, maar het smulbos heeft het levenslicht nooit mogen zien. 

Wellicht was het minder aanstootgevend geweest om het plukken van die paar Hollandse bramen en eetbare bessen legaal te maken. Voor zover ik weet is dit in de landen die wij bezocht hebben toegestaan, en zo niet dan heb ik mij, voor het eerst sinds die Snicker toen ik veertien was, maandenlang bezoldigd aan diefstal van etenswaren. Vorig jaar zomer in Scandinavië konden we frambozen en bessen vinden in de bossen. De Baltische staten hingen vol appels en peren. In Roemenië kwamen de walnoten uit de bomen, in Servië konden de druiven worden geoogst, en eenmaal rond de Middellandse Zee waren er amandelen, olijven, vijgen en straten vol citrusvruchten. De lente was vruchteloos maar kort, omdat we naar het oosten reden om daar kersen, hazelnoten, abrikozen en kiwi's te vinden. En ondertussen is een jaar al ruimschoots voorbij, en zijn we in Albanië, waar we ons bevinden in de royale gaard van een afgelegen familierestaurant.

En hier culmineert al die plukpret en voedselvreugde onverwacht in een unieke avond. Op een grasveld tussen de dennenbomen mogen we slapen wanneer we tegen betaling komen eten in het restaurant. In de tuin groeien appels, peren, aubergines, druiven, paprika, tomaten, pruimen, pompoenen, uien, aardappelen, walnoten en kruiden. Er zijn bijenkasten, geiten, schapen, eenden en kippen. Bergen hout en hooi liggen opgestapeld te wachten op de winter. Vier maanden per jaar ligt hier sneeuw, maar de warme zomers zorgen voor voldoende licht en warmte om vanuit eigen tuin zowel de bewoners zelf als passanten te voorzien van ontbijt en avondeten. Voor dat laatste is het de hoogste tijd, want ondertussen staat Jamie met hongerige ogen te kijken naar de paprika's. Ik houd hem goed in de gaten, hij is niet zozeer een wildplukker als wel een wilde eter. Als we hem vrij rond zouden laten lopen op een bananenplantage zou dat weleens het faillissement van Chiquita kunnen betekenen, laat staan in de moestuin van een zwoegende Albanese bergfamilie. Een meute zwijnen zou minder schade aan kunnen richten.    

Daarom, en omdat hij zijn eetlust niet van een vreemde heeft, spoeden wij ons naar het terras waar we worden getrakteerd op een maaltijd die de verwachtingen overtreft. Het uitzicht over de bergen en de laagstaande zon zijn een mooie bonus, maar het eten zelf is de smaakmaker. De wijn, friet, kaas, het lam: alles is lokaal, huisgemaakt en niet te versmaden. Het ligt allemaal niet 'op een bedje van', er wordt niet gechambreerd en ook geen umamirijk miso'tje gefermenteerd of andersoort gastronomische hippigheid, maar we voelen ons toch heel modebewust, met ons biologische diner zo tussen de geiten. 

De volgende ochtend mag Jamie eindelijk twee appels plukken voor in z'n ontbijtje. We lopen naar de bomen, de ochtenddauw laat de vruchten glanzen. Zittend op mijn nek kiest hij er twee uit. Er rijdt een man langs op een ezel, hij trekt een tweede ezel achter zich aan waar hij gedroogde kruiden en brandhout op heeft geladen. Hij ziet ons en lacht naar Jamie, zijn ogen glimmen als de appels in de bomen. Je ziet hem denken: de wereld is een pluktuin jongen. Smullen maar.